Source | Target | D27 Měna hyperinflační ekonomiky je dotčena silnou hyperinflací, pokud má tyto znaky: | D27 De valuta van een economie met hyperinflatie is aan ernstige hyperinflatie onderhevig als zij beide volgende kenmerken vertoont: |
D28 Funkční měna účetní jednotky přestane být dotčena silnou hyperinflací dnem normalizace funkční měny. | D28 De functionele valuta van een entiteit is niet langer aan ernstige hyperinflatie onderhevig op de datum van normalisatie van de functionele valuta. |
Uvedeným dnem je den, kdy už funkční měna nemá jeden nebo oba znaky z odstavce D27, nebo den, kdy účetní jednotka změní svou funkční měnu tak, že její funkční měnou se stane měna, která není dotčena silnou hyperinflací. | Dat is de datum waarop de functionele valuta niet langer één van de kenmerken of beide kenmerken vermeld in alinea D27 vertoont, dan wel de datum waarop de functionele valuta van de entiteit wordt verruild voor een valuta die niet aan ernstige hyperinflatie onderhevig is. |
D29 Pokud je den přechodu účetní jednotky na IFRS dnem normalizace funkční měny nebo dnem pozdějším, může se účetní jednotka rozhodnout, že ocení všechny aktiva i závazky držené před dnem normalizace funkční měny reálnou hodnotou v den přechodu na IFRS. | D29 Wanneer de datum van de overgang van een entiteit naar de IFRSs op of na de datum van normalisatie van de functionele valuta valt, kan de entiteit ervoor kiezen alle vóór de datum van normalisatie van de functionele valuta aangehouden activa en verplichtingen op de datum van de overgang naar de IFRSs tegen reële waarde te waarderen. |
Účetní jednotka může použít uvedenou reálnou hodnotu jako předpokládané pořizovací náklady uvedených aktiv a závazků v počátečním výkazu o finanční pozici podle IFRS. | De entiteit kan deze reële waarde in de IFRS-openingsbalans als de veronderstelde kostprijs van die activa en verplichtingen hanteren. |
D30 Pokud den normalizace funkční měny spadá do dvanáctiměsíčního srovnávacího období, může činit toto srovnávací období měně než 12 měsíců za předpokladu, že je za uvedené kratší období poskytnuta úplná sada účetní závěrky (dle požadavků odstavce 10 standardu IAS 1). | D30 Wanneer de datum van normalisatie van de functionele valuta binnen een vergelijkende periode van 12 maanden valt, kan de vergelijkende periode korter zijn dan 12 maanden, op voorwaarde dat voor deze kortere periode een volledige jaarrekening (zoals vereist op grond van alinea 10 van IAS 1) wordt verstrekt. |
Doplňuje se nový odstavec 97H. | Alinea 39H wordt toegevoegd. |
Dokumentem Silná hyperinflace a odstranění pevných dat u prvouživatelů (novela IFRS 1), vydaným v prosinci 2010, byly změněny odstavce B2, D1 a D20 a vloženy nové odstavce 31C a D26–D30. | De alinea's B2, D1 en D20 zijn gewijzigd en de alinea's 31C en D26 tot en met D30 zijn toegevoegd door Ernstige hyperinflatie en verwijdering van vaste data voor eerste toepassers (wijzigingen in IFRS 1), uitgegeven in december 2010. |
Účetní jednotka použije tyto změny pro roční účetní období počínající 1. červencem 2011 nebo později. | Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2011 aanvangen. |
IFRS 9 Finanční nástroje (vydáno v listopadu 2009) | IFRS 9 Financiële instrumenten (uitgegeven in november 2009) |
Odstavec C2 se mění takto: | Alinea C2 wordt als volgt gewijzigd. |
C2 V dodatku B se mění odstavce B1, B2 a B5, … | C2 In bijlage B worden de alinea’s B1, B2 en B5 als volgt gewijzigd: … |
Odstavec C3 se mění tak, že se vkládá nový odstavec D20, který zní: | Alinea C3 wordt gewijzigd door er de volgende alinea D20 aan toe te voegen. |
C3 V dodatku (výjimky z ostatních IFRS) se mění odstavce D19 a D20 … | C3 In bijlage D (vrijstellingen van andere IFRSs) worden de alinea's D19 en D20 als volgt gewijzigd: … |
IFRS 9 Finanční nástroje (vydáno v říjnu 2010) | IFRS 9 Financiële instrumenten (uitgegeven in oktober 2010) |
Odstavce C2 a C3 se mění takto: | De alinea's C2 en C3 worden als volgt gewijzigd. |
V odstavci C2 se novelizovaný odstavec B2 mění takto: | In alinea C2 wordt de wijziging in alinea B2 als volgt gewijzigd: |
B2 Vyjma možnosti obsažené v odstavci B3 použije prvouživatel požadavky na odúčtování podle IFRS 9 Finanční nástroje prospektivně na transakce uskutečněné dnem přechodu na IFRS nebo později. | B2 Behoudens hetgeen volgens alinea B3 wordt toegestaan, moet eeneerste toepasser de in IFRS 9 Financiële instrumenten opgenomen vereisten voor het niet langer in de balans opnemen van financiële activa en verplichtingen prospectief toepassen voor transacties die op of na de datum van de overgang naar de IFRSs plaatsvinden. |
V odstavci C3 se novelizovaný odstavec D20 mění takto: | In alinea C3 wordt de wijziging in alinea D20 als volgt gewijzigd: |
D20 Bez ohledu na požadavky odstavců 7 a 9 může účetní jednotka použít požadavky obsažené v poslední větě odstavce B5.4.8 a v odstavci B5.4.9 standardu IFRS 9 prospektivně na transakce uzavřené o dni přechodu na IFRS nebo později. | D20 Niettegenstaande de vereisten van de alinea's 7 en 9 mag een entiteit de vereisten in de laatste zin van alinea B5.4.8 en in alinea B5.4.9 van IFRS 9 prospectief toepassen op transacties die op of na de datum van de overgang naar de IFRSs zijn afgesloten. |
Novela IAS 12 | Wijzigingen in IAS 12 |
Doplňují se nové odstavce 51B a 51C a následující nový příklad a nové odstavce 51D, 51E, 98 a 99. | De alinea's 51B en 51C en het daaropvolgende voorbeeld, alsook de alinea's 51D, 51E, 98 en 99 worden toegevoegd. |
Daňová základna | Fiscale boekwaarde |
10 V případech, kdy daňová základna aktiva nebo závazku není úplně zřejmá, je vhodné zvážit základní princip, na kterém je tento standard založen: účetní jednotka až na určité omezené výjimky vykazuje odložený daňový závazek (pohledávku) vždy, když by realizace nebo vypořádání účetní hodnoty aktiva nebo závazku způsobily budoucí platbu daně vyšší (nižší), než by byla, kdyby realizace získání nebo vypořádání neměly žádné daňové dopady. | 10 Indien de fiscale boekwaarde van een actief of verplichting niet onmiddellijk duidelijk is, is het nuttig om terug te grijpen naar het fundamentele principe waarop deze standaard is gebaseerd: dat, behalve in bepaalde beperkte uitzonderingsgevallen, een entiteit een uitgestelde belastingverplichting (-vordering) moet opnemen telkens wanneer de realisatie of afwikkeling van de boekwaarde van een actief of verplichting toekomstige belastingbetalingen groter (kleiner) zou maken dan ze zouden zijn als een dergelijke realisatie of afwikkeling geen fiscale gevolgen had. |
Příklad C za odstavcem 51A ilustruje okolnosti, za nichž by mohlo být užitečné použít tento základní princip, například když daňová základna aktiva či závazku závisí na očekávaném způsobu realizace nebo vypořádání. | Voorbeeld C na alinea 51A illustreert omstandigheden waarin het nuttig kan zijn om terug te grijpen naar dit fundamentele principe, bijvoorbeeld als de fiscale boekwaarde van een actief of verplichting afhankelijk is van de verwachte wijze van realisatie of afwikkeling. |
OCEŇOVÁNÍ | WAARDERING |
Způsob, jakým účetní jednotka v některých jurisdikcích realizuje (vypořádává) účetní hodnotu aktiva (závazku), může ovlivnit jednu nebo obě z následujících veličin: | In sommige rechtsgebieden kan de wijze waarop een entiteit de boekwaarde van een actief (verplichting) realiseert (afwikkelt) invloed hebben op één van beide of beide onderstaande punten: |
používanou daňovou sazbu, když účetní jednotka realizuje (vypořádává) účetní hodnotu aktiva nebo závazku, a | het toepasselijke belastingtarief op het moment dat de entiteit de boekwaarde van het actief (de verplichting) realiseert (afwikkelt); en |
daňovou základnu aktiva (závazku). | de fiscale boekwaarde van het actief (de verplichting). |
V těchto případech účetní jednotka oceňuje odložené daňové závazky a odložené daňové pohledávky daňovou sazbou a daňovou základnou, které jsou v souladu s očekávaným způsobem realizace nebo vypořádání. | In dergelijke gevallen waardeert een entiteit uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen op basis van het belastingtarief en de fiscale boekwaarde die consistent zijn met de verwachte wijze van realisatie of afwikkeling. |
Příklad A | Voorbeeld A |
Položka pozemků, budov a zařízení má účetní hodnotu 100 a daňovou základnu 60. Daňová sazba 20 % by se uplatňovala, kdyby se tato položka prodávala, a daňová sazba 30 % se použije ke zdanění ostatních zisků. | Een materieel vast actief heeft een boekwaarde van 100 euro en een fiscale boekwaarde van 60 euro. |
Příklad B | Voorbeeld B |
Položka pozemků, budov a zařízení s pořizovací cenou 100 a účetní hodnotou 80 je přeceněna na 150. | Een materieel vast actief met een kostprijs van 100 euro en een boekwaarde van 80 euro wordt geherwaardeerd op 150 euro. |
Pro daňové účely není provedena odpovídající korekce. | Er vindt geen equivalente aanpassing plaats voor belastingdoeleinden. |
Oprávky pro daňové účely jsou 30 a daňová sazba je 30 %. | De cumulatieve afschrijving voor belastingdoeleinden bedraagt 30 euro, en het belastingtarief bedraagt 30 %. |
Pokud se položka prodá za vyšší částku, než byla pořizovací cena, daňové oprávky 30 budou zahrnuty do zdanitelného zisku, ale tržba převyšující pořizovací cenu nebude zdanitelná. | Als het actief wordt verkocht voor een bedrag dat groter is dan de kostprijs, zal de cumulatieve afschrijving voor belastingdoeleinden van 30 euro worden opgenomen in de belastbare winst, maar zal het bedrag waarmee de verkoopopbrengst de kostprijs overschrijdt niet belastbaar zijn. |
Daňová základna položky je 70 a vzniká zdanitelný přechodný rozdíl 80. | De fiscale boekwaarde van het actief bedraagt 70 euro en er is een belastbaar tijdelijk verschil van 80 euro. |
Pokud účetní jednotka očekává realizaci účetní hodnoty užíváním položky, musí vytvořit zdanitelný zisk 150, ale bude moci odečíst odpisy pouze ve výši 70. | Als de entiteit de boekwaarde verwacht te realiseren via gebruik van het actief, moet ze een belastbare winst van 150 euro genereren, maar zal ze slechts een afschrijving van 70 euro kunnen aftrekken. |
V tomto případě činí odložený daňový závazek 24 (30 % z 80). | Op deze basis is er een uitgestelde belastingverplichting van 24 euro (80 euro tegen 30 %). |
Pokud účetní jednotka očekává realizaci účetní hodnoty prodejem položky okamžitě s výnosem 150, odložený daňový závazek se vypočítá takto: | Als de entiteit de boekwaarde verwacht te realiseren door het actief onmiddellijk te verkopen voor een opbrengst van 150 euro, wordt de uitgestelde belastingverplichting als volgt berekend: |
Zdanitelný přechodný rozdíl | Belastbaar tijdelijk verschil |
Daňová sazba | Belastingtarief |
Odložený daňový závazek | Uitgestelde Belasting- verplichting |
Daňové oprávky | Cumulatieve afschrijving voor belastingdoeleinden |
Výnos převyšující pořizovací cenu | Bedrag waarmee de opbrengst de kostprijs overschrijdt |
nula | nihil |
(Poznámka: podle odstavce 61A dodatečná odložená daň, která vzniká z přecenění, je účtována v ostatním úplném výsledku) | (Opmerking: In overeenstemming met alinea 61A worden de bijkomende uitgestelde belastingen die uit de herwaardering voortvloeien, in niet-gerealiseerde resultaten verwerkt.) |
Příklad C | Voorbeeld C |
Základní údaje jsou stejné jako v příkladu B, pouze pokud je položka prodána za více než pořizovací cenu, daňové oprávky budou zahrnuty do zdanitelného zisku (zdaněny 30 %) a tržby z prodeje budou zdaněny 40 %, po odpočtu nákladů upravených o inflaci ve výši 110. | De gegevens zijn dezelfde als in voorbeeld B, behalve dat als het actief wordt verkocht voor een bedrag dat groter is dan de kostprijs, de cumulatieve afschrijving voor belastingdoeleinden zal worden opgenomen in de belastbare winst (belast tegen 30 %) en de verkoopopbrengst zal worden belast tegen 40 %, na aftrek van voor inflatie aangepaste kosten van 110 euro. |
To znamená, že daňová základna je 70, zdanitelný přechodný rozdíl 80 a odložený daňový závazek 24 (30 % z 80) jako v příkladu B. | Op deze basis bedraagt de fiscale boekwaarde 70 euro, is er een belastbaar tijdelijk verschil van 80 euro en is er een uitgestelde belastingverplichting van 24 euro (80 euro tegen 30 %), zoals in voorbeeld B. |
Pokud účetní jednotka očekává, že realizuje účetní hodnotu prodejem položky okamžitě s výnosem ve výši 150, bude moci odečíst indexovaný náklad 110. | Als de entiteit de boekwaarde verwacht te realiseren door het actief onmiddellijk te verkopen voor een opbrengst van 150 euro, zal de entiteit de geïndexeerde kostprijs van 110 euro kunnen aftrekken. |
Čistý výnos 40 bude zdaněn 40 %. | De netto-opbrengst van 40 euro zal worden belast tegen 40 %. |
Kromě toho daňové oprávky 30 budou zahrnuty do zdanitelného zisku a zdaněny 30 %. | Daarnaast zal de cumulatieve afschrijving voor belastingdoeleinden van 30 euro worden opgenomen in de belastbare winst en worden belast tegen 30 %. |
To znamená, že daňová základna je 80 (110 minus 30), existuje zdanitelný přechodný rozdíl 70 a odložený daňový závazek 25 (40 % ze 40 plus 30 % ze 30). | Op deze basis bedraagt de fiscale boekwaarde 80 euro (110 euro min 30 euro), is er een belastbaar tijdelijk verschil van 70 euro, en is er een uitgestelde belastingverplichting van 25 euro (40 euro tegen 40 % plus 30 euro tegen 30 %). |
Pokud v tomto příkladě není daňová základna bezprostředně patrná, může při rozhodnutí pomoci základní pravidlo vyjádřené v odstavci 10. | Indien de fiscale boekwaarde niet onmiddellijk duidelijk is in dit voorbeeld, kan het nuttig zijn om terug te grijpen naar het fundamentele principe dat is beschreven in alinea 10. |
Pokud odložený daňový závazek nebo odložená daňová pohledávka vznikne z neodepisovatelného aktiva oceněného modelem přeceňování dle IAS 16, musí ocenění odloženého daňového závazku nebo odložené daňové pohledávky odrážet daňové důsledky realizace účetní hodnoty tohoto neodepisovatelného aktiva prodejem, bez ohledu na způsob ocenění jeho účetní hodnoty. | Indien een uitgestelde belastingverplichting of –vordering voortvloeit uit een niet af te schrijven actief dat volgens het herwaarderingsmodel van IAS 16 is gewaardeerd, dan moet de waardering van de uitgestelde belastingverplichting of –vordering de fiscale gevolgen weerspiegelen van de realisatie van de boekwaarde van het niet af te schrijven actief via verkoop, ongeacht de waarderingsgrondslag van de boekwaarde van dat actief. |
Stanoví-li proto daňový právní předpis daňovou sazbu použitou na zdanitelnou částku odvozenou z prodeje aktiva, která se liší od daňové sazby použité pro zdanitelnou částku odvozenou z užívání aktiva, je při ocenění odloženého daňového závazku nebo pohledávky vztahující se k neodepisovatelnému aktivu použita prvně uvedená sazba. | Indien de belastingwetgeving een belastingtarief oplegt dat van toepassing is op het belastbare bedrag uit de verkoop van een actief, en dit tarief verschilt van het belastingtarief dat van toepassing is op het belastbare bedrag uit het gebruik van een actief, dan wordt het eerste tarief toegepast bij de waardering van de uitgestelde belastingverplichting of -vordering die betrekking heeft op een niet af te schrijven actief. |
Pokud odložený daňový závazek nebo odložená daňová pohledávka vznikne z investičního nemovitého majetku, který je oceněn modelem oceňování reálnou hodnotou dle IAS 40, existuje vyvratitelná domněnka, že účetní hodnota investičního nemovitého majetku bude realizována prodejem. | Indien een uitgestelde belastingverplichting of –vordering voortvloeit uit een vastgoedbelegging die volgens het reëlewaardemodel van IAS 40 is gewaardeerd, dan is er een weerlegbaar vermoeden dat de boekwaarde van de vastgoedbelegging via verkoop zal worden gerealiseerd. |
Ocenění odloženého daňového závazku nebo odložené daňové pohledávky musí tedy odrážet daňové důsledky plné realizace účetní hodnoty investičního nemovitého majetku výhradně prodejem, ledaže je domněnka vyvrácena. | Tenzij het vermoeden wordt weerlegd, moet de waardering van de uitgestelde belastingverplichting of -vordering derhalve de fiscale gevolgen weerspiegelen van de volledige realisatie van de boekwaarde van de vastgoedbelegging via verkoop. |