Czech to Dutch European Commission terminology (DGT)

Search term or phrase in this TERMinator '. "." . '

Purchase TTMEM.com full membership to search this dictionary
 
 
Share this dictionary/glossary:
 

 
database_of_translation_agencies
 

SourceTarget
Směrová svítilna (předpis č. 6)Richtingaanwijzer (Reglement nr. 6)
Použití (viz obrázek níže)Aanwezigheid (zie figuur hierna)
Povinné.Verplicht.
Typy směrových svítilen jsou rozděleny do kategorií (1, 1a, 1b, 2a, 2b, 5 a 6), jejichž soustava na jednom vozidle představuje uspořádání („A“ a „B“).De typen richtingaanwijzers zijn ingedeeld in categorieën (1, 1a, 1b, 2a, 2b, 5 en 6) en de combinatie ervan op één voertuig vormt een opstelling (A en B).
Uspořádání „A“ se vztahuje na všechna motorová vozidla.Opstelling A geldt voor alle motorvoertuigen.
Uspořádání „B“ se vztahuje pouze na přípojná vozidla.Opstelling B geldt alleen voor aanhangwagens.
Dle způsobu uspořádání.Naargelang de opstelling.
Uspořádání (viz obrázek níže)Opstellingen (zie figuur hierna)
A dvě přední směrové svítilny těchto kategorií:A twee voorrichtingaanwijzers van de volgende categorieën:
1 nebo 1a nebo 1b1 of 1a of 1b,
Pokud je vzdálenost mezi okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy této svítilny a okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy potkávacího světlometu a/nebo případného předního mlhového světlometu nejméně 40 mm.indien de afstand tussen de rand van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van dit licht en die van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van de dimlichtkoplamp en/of het mistvoorlicht, indien aanwezig, ten minste 40 mm bedraagt;
nebo 1bof 1b,
Pokud je vzdálenost mezi okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy této svítilny a okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy potkávacího světlometu a/nebo případného předního mlhového světlometu větší než 20 mm a menší než 40 mm.indien de afstand tussen de rand van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van dit licht en die van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van de dimlichtkoplamp en/of het mistvoorlicht, indien aanwezig, meer dan 20 mm en minder dan 40 mm bedraagt;
Pokud je vzdálenost mezi okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy této svítilny a okrajem zdánlivě viditelné plochy ve směru referenční osy potkávacího světlometu a/nebo případného předního mlhového světlometu menší nebo rovna 20 mm.indien de afstand tussen de rand van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van dit licht en die van het zichtbare oppervlak in de richting van de referentieas van de dimlichtkoplamp en/of het mistvoorlicht, indien aanwezig, 20 mm of minder bedraagt;
Dvě zadní směrové svítilny (kategorie 2a nebo 2b).twee achterrichtingaanwijzers (categorie 2a of 2b);
Dvě nepovinné svítilny (kategorie 2a nebo 2b) na všech vozidlech kategorií M2, M3, N2, N3.twee facultatieve richtingaanwijzers (categorie 2a of 2b) op alle voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3.
Dvě boční směrové svítilny kategorií 5 nebo 6 (minimální požadavky):twee zijrichtingaanwijzers van categorie 5 of 6 (minimumvoorschrift):
pro všechna vozidla kategorie M1;bij alle voertuigen van categorie M1;
pro vozidla kategorií N1, M2 a M3, jejichž délka nepřesahuje 6 metrů.bij voertuigen van de categorieën N1, M2 en M3 die niet meer dan 6 m lang zijn.
pro všechna vozidla kategorií N2 a N3;bij alle voertuigen van de categorieën N2 en N3;
pro vozidla kategorií N1, M2 a M3, jejichž délka přesahuje 6 metrů.bij voertuigen van de categorieën N1, M2 en M3 die meer dan 6 m lang zijn.
Ve všech případech je přípustné nahradit boční směrové svítilny kategorie 5 bočními směrovými svítilnami kategorie 6.Het is in alle gevallen toegestaan zijrichtingaanwijzers van categorie 5 te vervangen door zijrichtingaanwijzers van categorie 6.
Maximálně tři nepovinná zařízení kategorie 5 nebo jedno nepovinné zařízení kategorie 6 na každé straně vozidla typu M2, M3, N2 a N3 přesahujícího 9 m délky.Maximaal drie facultatieve richtingaanwijzers van categorie 5 of één facultatieve richtingaanwijzer van categorie 6 per kant op voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3 die langer zijn dan 9 m.
Jsou-li montovány svítilny, které sdružují funkci předních směrových svítilen (kategorie 1, 1a, 1b) a bočních směrových svítilen (kategorie 5 a 6), mohou být ke splnění požadavků viditelnosti podle odstavce 6.5.5 montovány dvě doplňkové boční směrové svítilny (kategorie 5 nebo 6).Wanneer lichten zijn gemonteerd die de functies van voorrichtingaanwijzers (categorie 1, 1a of 1b) en zijrichtingaanwijzers (categorie 5 of 6) combineren, mogen twee extra zijrichtingaanwijzers (categorie 5 of 6) worden gemonteerd om te voldoen aan de zichtbaarheidsvoorschriften van punt 6.5.5.
B dvě zadní směrové svítilny (kategorie 2a nebo 2b)B twee achterrichtingaanwijzers (categorie 2a of 2b);
Dvě nepovinné svítilny (kategorie 2a nebo 2b) na všech vozidlech kategorií O2, O3 a O4.twee facultatieve richtingaanwijzers (categorie 2a of 2b) op alle voertuigen van de categorieën O2, O3, en O4.
Maximálně tři nepovinná zařízení kategorie 5 nebo jedno nepovinné zařízení kategorie 6 na každé straně vozidla typu O2, O3 a O4 přesahujícího 9 m délky.Maximaal drie facultatieve richtingaanwijzers van categorie 5 of één facultatieve richtingaanwijzer van categorie 6 per kant op voertuigen van de categorieën O2, O3 en O4 die langer zijn dan 9 m.
V případě, kdy je namontován systém AFS, je určující vzdáleností pro volbu kategorie vzdálenost mezi přední směrovou svítilnou a nejbližší jednotkou osvětlení v nejbližší poloze, která zcela nebo částečně zajišťuje režim potkávacího světla.Wanneer een AFS is gemonteerd, is de afstand die voor de keuze van de categorie in aanmerking wordt genomen, de afstand tussen de voorrichtingaanwijzer en de dichtstbijgelegen verlichtingseenheid in de dichtstbijzijnde stand die een dimlichtmodus produceert of ertoe bijdraagt.
Tato podmínka se nevztahuje na nepovinné zadní obrysové svítilny.Deze voorwaarde geldt niet voor de facultatieve achterlichten.
Vnitřní okraje zdánlivě viditelných ploch ve směru referenčních os musí být od sebe vzdáleny nejméně 600 mm.De afstand tussen de binnenranden van de twee zichtbare oppervlakken in de richting van de referentieas mag niet minder dan 600 mm bedragen.
Tato vzdálenost může být zmenšena na 400 mm, je-li celková šířka vozidla menší než 1300 mm.Deze afstand mag tot 400 mm worden verminderd als de totale breedte van het voertuig minder dan 1300 mm bedraagt.
Na výšku: nad vozovkou.In de hoogte: boven het wegdek.
Výška plochy vyzařující světlo bočních směrových svítilen kategorií 5 nebo 6 nesmí být:De hoogte van het lichtuitstralende oppervlak van de zijrichtingaanwijzers van categorie 5 of 6 mag niet:
menší než 350 mm pro vozidla kategorií M1 a N1 a 500 mm pro vozidla všech ostatních kategorií, oboje měřeno od nejnižšího bodu aminder bedragen dan 350 mm bij voertuigen van de categorieën M1 en N1, en 500 mm bij alle andere voertuigcategorieën, beide gemeten vanaf het laagste punt; en
větší než 1500 mm, měřeno od nejvyššího bodu.meer bedragen dan 1500 mm, gemeten vanaf het hoogste punt.
Směrové svítilny kategorií 1, 1a, 1b, 2a a 2b nesmějí být při měření podle odstavce 5.8 umístěny níže než 350 mm ani výše než 1500 mm.De hoogte van de richtingaanwijzers van de categorieën 1, 1a, 1b, 2a en 2b mag, gemeten overeenkomstig punt 5.8, niet minder dan 350 mm en niet meer dan 1500 mm bedragen.
Nedovoluje-li konstrukce vozidla při měření podle výše uvedených údajů dodržení těchto horních mezí a nejsou-li namontovány nepovinné zadní svítilny, mohou být meze zvýšeny na 2300 mm pro boční směrové svítilny kategorií 5 a 6 a na 2100 mm pro směrové svítilny kategorií 1, 1a, 1b, 2a a 2b.Indien de structuur van het voertuig deze bovenste grenswaarden, gemeten zoals hierboven gespecificeerd, niet toelaat en als de facultatieve achterrichtingaanwijzers niet zijn geïnstalleerd, mogen die grenswaarden tot 2300 mm voor zijrichtingaanwijzers van categorie 5 en 6, en tot 2100 mm voor richtingaanwijzers van de categorieën 1, 1a, 1b, 2a en 2b worden verhoogd.
Jsou-li namontovány nepovinné zadní svítilny, musí být umístěny ve výšce odpovídající příslušným požadavkům odstavce 6.5.4.1, souměrně a podle tvaru karoserie v co největší svislé vzdálenosti, avšak nejméně 600 mm, nad povinnými svítilnami.Indien facultatieve achterrichtingaanwijzers worden geïnstalleerd, moeten zij worden geplaatst op een hoogte die verenigbaar is met de toepasselijke voorschriften van punt 6.5.4.1 en met de symmetrie van de lichten, en op een verticale afstand die zo groot is als de vorm van de carrosserie mogelijk maakt, maar niet minder dan 600 mm boven de verplichte achterrichtingaanwijzers.
Na délku (viz obrázek níže)In de lengte (zie figuur hierna)
Vzdálenost mezi plochou vyzařující světlo boční směrové svítilny (kategorie 5 a 6) a příčnou rovinou, která vyznačuje přední okraj celkové délky vozidla, nesmí překročit 1800 mm.De afstand tussen het lichtuitstralende oppervlak van de zijrichtingaanwijzer (categorieën 5 en 6) en het dwarsvlak dat de totale lengte van het voertuig aan de voorkant begrenst, mag niet meer bedragen dan 1800 mm.
Tato vzdálenost však nesmí překročit 2500 mm:Deze afstand mag echter niet meer dan 2500 mm bedragen:
u vozidel kategorií M1 a N1;bij voertuigen van de categorieën M1 en N1;
u vozidel všech ostatních kategorií, pokud konstrukce vozidla neumožňuje dodržet minimální úhly viditelnosti.bij alle andere voertuigcategorieën indien de structuur van het voertuig het onmogelijk maakt de minimale zichtbaarheidshoeken in acht te nemen.
Nepovinné boční směrové svítilny kategorie 5 musí být montovány a rozloženy rovnoměrně podél vozidla.Facultatieve zijrichtingaanwijzers van categorie 5 moeten op gelijke afstand van elkaar in de lengte van het voertuig worden gemonteerd.
Nepovinná boční směrová svítilna kategorie 6 musí být montována mezi první a poslední čtvrtinu délky přívěsu.Facultatieve zijrichtingaanwijzers van categorie 6 moeten in het gebied tussen het eerste en het laatste kwart van de lengte van een aanhangwagen worden gemonteerd.
Vodorovné úhly (viz následující obrázek)Horizontale hoeken (zie figuur hierna)
Svislé úhly: 15° nad a pod vodorovnou rovinu pro směrové svítilny kategorií 1, 1a, 1b, 2a, 2b a 5.Verticale hoeken: 15° boven en onder het horizontale vlak voor richtingaanwijzers van de categorieën 1, 1a, 1b, 2a, 2b en 5.
Svislý úhel pod vodorovnou rovinu může být zmenšen na 5°, jsou-li svítilny namontovány níže než 750 mm nad vozovkou; 30° nad a 5° pod vodorovnou rovinu pro směrové svítilny kategorie 6.De verticale hoek onder het horizontale vlak mag tot 5° worden verminderd als de richtingaanwijzers zich minder dan 750 mm boven het wegdek bevinden; 30° boven en 5° onder het horizontale vlak voor richtingaanwijzers van categorie 6.
Svislý úhel nad vodorovnou rovinou může být zmenšen na 5°, jsou-li nepovinné zadní svítilny namontovány nejméně 2100 mm nad vozovkou.De verticale hoek boven het horizontale vlak mag tot 5° worden verminderd als de facultatieve achterrichtingaanwijzers zich niet minder dan 2100 mm boven het wegdek bevinden.
(viz odstavec 6.5)(zie punt 6.5)
Uvedená hodnota mrtvého úhlu viditelnosti 5° směrem dozadu pro boční směrovou svítilnu je jeho horní mezí. d ≤ 1,80 m (pro vozidla kategorií M1 and N1 d ≤ 2,50 m).De waarde van 5° voor de dode hoek naar achteren van de zijrichtingaanwijzer is een bovengrens. d ≤ 1,80 m (bij voertuigen van de categorieën M1 en N1: d ≤ 2,50 m).
U vozidel kategorií M1 a N1 pro směrové svítilny kategorií 1, 1a nebo 1b, jejichž dolní okraj zdánlivě viditelné plochy je níže než 750 mm nad vozovkou, může být hodnota 45° dovnitř snížena na 20° pod vodorovnou rovinou, ve které leží referenční osa této svítilny.Bij voertuigen van de categorieënM1 en N1 mag de waarde van 45° naar binnen voor richtingaanwijzers van categorie 1, 1a of 1b waarvan de onderrand van het zichtbare oppervlak zich minder dan 750 mm boven het wegdek bevindt, worden verminderd tot 20° onder het horizontale vlak waarin de referentieas van die richtingaanwijzer ligt.
Uspořádání BOpstelling B
Nebo podle rozhodnutí výrobce pro vozidla kategorií M1 a N1 [15]:Of, naar keuze van de fabrikant, bij voertuigen van de categorieën M1 en N1 [15]:
Přední a zadní směrové svítilny i boční obrysové svítilnyVoor- en achterrichtingaanwijzers en ook zijmarkeringslichten
Vodorovné úhly viz následující obrázek:Horizontale hoeken: zie onderstaande tekening.
Pro směrové svítilny kategorií 1, 1a nebo 1b, jejichž dolní okraj zdánlivě viditelné plochy je níže než 750 mm nad vozovkou, může být hodnota 45° dovnitř snížena na 20° pod vodorovnou rovinou, ve které leží referenční osa této svítilny.De waarde van 45° naar binnen voor richtingaanwijzers van categorie 1, 1a of 1b waarvan de onderrand van het zichtbare oppervlak zich minder dan 750 mm boven het wegdek bevindt, mag worden verminderd tot 20° onder het horizontale vlak waarin de referentieas van die richtingaanwijzer ligt.
Svislé úhly: 15° nad vodorovnou rovinou a 10° pod ní.Verticale hoeken: 15° boven en onder het horizontale vlak.
Svislý úhel pod vodorovnou rovinu může být zmenšen až na 5°, jsou-li svítilny níže než 750 mm nad vozovkou.De verticale hoek onder het horizontale vlak mag tot 5° worden verminderd als de achterlichten zich minder dan 750 mm boven het wegdek bevinden.
Aby byla svítilna považována za viditelnou, musí být zajištěn nezacloněný výhled na zdánlivě viditelnou plochu o rozměru nejméně 12,5 cm2, výjimku tvoří boční směrové svítilny kategorie 5 a 6.Om als zichtbaar te worden beschouwd, moet het licht vrij zicht bieden op ten minste 12,5 cm2 van het zichtbare oppervlak, behalve bij zijrichtingaanwijzers van de categorieën 5 en 6.

Want to see more? Purchase TTMEM.com full membership