Czech to Dutch European Commission terminology (DGT)

Search term or phrase in this TERMinator '. "." . '

Purchase TTMEM.com full membership to search this dictionary
 
 
Share this dictionary/glossary:
 

 
database_of_translation_agencies
 

SourceTarget
Povinná na přípojných vozidlech.Verplicht op aanhangwagens.
Zakázaná na motorových vozidlech.Verboden op motorvoertuigen.
Dvě, jejich parametry musí vyhovovat požadavkům pro třídu IIIA nebo IIIB odrazek dle předpisu č. 3.Twee, waarvan de prestaties moeten voldoen aan de voorschriften voor retroflectoren van klasse III A of III B in Reglement nr. 3.
Další odrazná zařízení a materiály (včetně dvou odrazek neodpovídajících odstavci 6.15.4 níže) jsou přípustné za předpokladu, že nesnižují účinnost povinných zařízení pro osvětlení a světelnou signalizaci.Extra retroflecterende voorzieningen en materialen (inclusief twee retroflectoren die niet voldoen aan punt 6.15.4) zijn toegestaan mits zij de effectiviteit van de verplichte verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet nadelig beïnvloeden.
Vrchol trojúhelníku musí směřovat vzhůru.De top van de driehoek moet naar boven zijn gericht.
Vzdálenost mezi vnitřními okraji odrazek nesmí být menší než 600 mm.De afstand tussen de binnenranden van de retroflectoren mag niet minder dan 600 mm bedragen.
Přední odrazka jiná než trojúhelníková (předpis č. 3)Voorretroflector, niet-driehoekig (Reglement nr. 3)
Povinná na motorových vozidlech, které mají všechny přední světlomety se zakrývatelnými odrážeči.Verplicht op motorvoertuigen waarvan alle voorwaarts gerichte lichten met reflectoren camoufleerbaar zijn.
Nepovinná na ostatních motorových vozidlech.Facultatief op andere motorvoertuigen.
Další odrazná zařízení a materiály (včetně dvou odrazek neodpovídajících odstavci 6.16.4 níže) jsou přípustné za předpokladu, že nesnižují účinnost povinných zařízení pro osvětlení a světelnou signalizaci.Extra retroflecterende voorzieningen en materialen (inclusief twee retroflectoren die niet voldoen aan punt 6.16.4) zijn toegestaan mits zij de effectiviteit van de verplichte verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet nadelig beïnvloeden.
U přípojného vozidla nesmí být nejvzdálenější bod činné plochy odrazky od střední podélné roviny vozidla dále než 150 mm od nejvzdálenějšího vnějšího okraje vozidla.Bij een aanhangwagen mag het verst van het middenlangsvlak verwijderde punt van het verlichtingsoppervlak zich niet verder dan 150 mm van de buitenste rand van het voertuig bevinden.
Na výšku: nejméně 250 mm a nejvýše 900 mm nad vozovkou (maximálně 1500 mm, nedovoluje-li tvar karoserie dodržet výšku 900 mm).In de hoogte: boven het wegdek, niet minder dan 250 mm en niet meer dan 900 mm (1500 mm als de vorm van de carrosserie het onmogelijk maakt een hoogte van 900 mm aan te houden).
Pokud tento úhel nemůže být u povinných odrazek vzhledem ke konstrukci přípojného vozidla dodržen, musí být bez šířkového omezení (odstavec 6.16.4.1) namontovány doplňkové (dodatečné) odrazky, které musí společně s povinnými odrazkami dávat potřebný úhel viditelnosti.Indien, vanwege de constructie van de aanhangwagen, de verplichte retroflectoren niet aan de waarde van deze hoek kunnen voldoen, moeten extra retroflectoren worden gemonteerd waarvoor de breedtebeperking van punt 6.16.4.1 niet geldt, die samen met de verplichte retroflectoren voor de vereiste zichtbaarheidshoek moeten zorgen.
Činná plocha odrazky může mít části společné se zdánlivě viditelnou plochou jakékoli jiné přední svítilny.Het verlichtingsoppervlak van de retroflector mag delen gemeen hebben met het zichtbare oppervlak van anderelichten aan de voorkant.
Boční odrazka jiná než trojúhelníková (předpis č. 3)Zijretroflector, niet-driehoekig (Reglement nr. 3)
Povinná na všech motorových vozidlech o délce přesahující 6 m,Verplicht op alle motorvoertuigen die meer dan 6 m lang zijn;
na všech přípojných vozidlech.op alle aanhangwagens.
Nepovinná na motorových vozidlech o délce nepřesahující 6 m.Facultatief op motorvoertuigen die niet meer dan 6 m lang zijn.
Takový, aby byly splněny požadavky na podélné umístění.Zodanig dat de voorschriften voor de plaats in de lengterichting worden nageleefd.
Parametry těchto zařízení musí vyhovovat požadavkům pro třídu IA nebo IB odrazek dle předpisu č. 3.De prestaties van deze voorzieningen moeten voldoen aan de voorschriften voor retroflectoren van klasse I A of I B in Reglement nr. 3.
Další odrazná zařízení a materiály (včetně dvou odrazek neodpovídajících odstavci 6.17.4 níže) jsou přípustné za předpokladu, že nesnižují účinnost povinných zařízení pro osvětlení a světelnou signalizaci.Extra retroflecterende voorzieningen en materialen (inclusief twee retroflectoren die niet voldoen aan punt 6.17.4) zijn toegestaan mits zij de effectiviteit van de verplichte verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen niet nadelig beïnvloeden.
Na výšku: nejméně 250 mm a nejvýše 900 mm nad vozovkou (ne více než 1200 mm, jestliže je ve skupině s jinou zadní svítilnou, ne více než 1500 mm, pokud tvar karosérie neumožňuje dodržet 900 mm nebo 1200 mm nebo jestliže přítomnost zařízení není povinná podle odstavce 6.17.1).In de hoogte: boven het wegdek, niet minder dan 250 mm en niet meer dan 900 mm (niet meer dan 1200 mm indien gegroepeerd met één of meer lichten), 1500 mm indien de vorm van de carrosserie het onmogelijk maakt een hoogte van 900, respectievelijk 1200 mm aan te houden of indien de aanwezigheid van de voorziening niet verplicht is overeenkomstig punt 6.17.1).
Na délku: alespoň jedna boční odrazka musí být umístěna ve střední třetině vozidla, přičemž nejpřednější boční odrazka nesmí být od přední části vozidla dále než 3 m;In de lengte: ten minste één zijretroflector moet op het middelste derde van het voertuig worden gemonteerd; de meest voorwaarts geplaatste zijretroflector mag niet meer dan 3 m van de voorkant van het voertuig verwijderd zijn;
Vzdálenost mezi dvěma sousedními bočními odrazkami nesmí přesahovat 3 m. To se však nevztahuje na vozidla kategorie M1 a N1.De afstand tussen twee opeenvolgende zijretroflectoren mag niet meer dan 3 m bedragen. Dit geldt echter niet voor voertuigen van de categorieën M1 en N1.
Pokud konstrukce, návrh nebo provozní použití vozidla neumožňuje vyhovět tomuto požadavku, může být tato vzdálenost zvětšena na 4 m. Vzdálenost mezi nejzadnější boční odrazkou a zádí vozidla nesmí překročit 1 m.Als de structuur, het design of de gebruikswijze van het voertuig het onmogelijk maakt aan dit voorschrift te voldoen, mag deze afstand tot 4 m worden vergroot. De afstand tussen de meest achterwaarts geplaatste zijretroflector en de achterkant van het voertuig mag niet meer dan 1 m bedragen.
Pro motorová vozidla o délce nepřesahující 6 m však postačuje, aby měly namontovánu jednu boční odrazku v první třetině a/nebo jednu v poslední třetině délky vozidla.Bij motorvoertuigen van niet meer dan 6 m is één zijretroflector binnen het eerste derde en/of één binnen het laatste derde van de lengte van het voertuig echter voldoende.
Pro vozidla M1, jejichž délka přesahuje 6 m, ale nepřesahuje 7 m, postačuje, aby měly namontovánu jednu boční odrazku nejdále 3 m od přední části vozidla a jednu v poslední třetině délky vozidla.Bij motorvoertuigen van meer dan 6, maar niet meer dan 7 m, is één zijretroflector op niet meer dan 3 m van de voorkant en één binnen het laatste derde van de lengte van het voertuig voldoende.
Vodorovný úhel 45° dopředu a dozadu.Horizontale hoek 45° naar voren en naar achteren.
Svislý úhel 10° nad vodorovnou rovinou a pod ní.Verticale hoek 10° boven en onder het horizontale vlak.
Do strany.Zijwaarts.
Činná plocha boční odrazky může mít části společné se zdánlivě viditelnou plochou jakékoli jiné boční svítilny.Het verlichtingsoppervlak van de zijretroflector mag delen gemeen hebben met het zichtbare oppervlak van een ander zijlicht.
Boční obrysové svítilny (předpis č. 91)Zijmarkeringslichten (Reglement nr. 91)
Povinná: na všech vozidlech o délce přesahující 6 m, s výjimkou podvozků s kabinou.Verplicht: op alle voertuigen die meer dan 6 m lang zijn, behalve op chassiscabines.
Na všech kategoriích vozidel se užívají boční obrysové svítilny typu SM1; na vozidlech kategorie M1 však mohou být užity boční obrysové svítilny typu SM2.Zijmarkeringslichten van het type SM1 moeten op alle voertuigcategorieën worden gebruikt; op voertuigen van categorie M1 mogen echter zijmarkeringslichten van het type SM2 worden gebruikt.
Boční obrysové svítilny se dále použijí u vozidel kategorie M1 a N1 o délce menší než 6 m, pokud tyto svítilny doplňují požadavky snížené geometrické viditelnosti předních obrysových svítilen podle odstavce 6.9.5.2 a zadních obrysových svítilen podle odstavce 6.10.5.2.Bovendien moeten op voertuigen van de categorieën M1 en N1 van minder dan 6 m zijmarkeringslichten worden gebruikt indien deze een aanvulling vormen op de verminderde geometrische zichtbaarheid van breedtelichten overeenkomstig punt 6.9.5.2 en achterlichten overeenkomstig punt 6.10.5.2.
Nepovinná: na všech ostatních vozidlech.Facultatief: op alle andere voertuigen.
Mohou být užity boční obrysové svítilny typu SM1 nebo SM2.Zijmarkeringslichten van het type SM1 of SM2 mogen worden gebruikt.
Minimální počet na jedné straněMinimumaantal per zijkant
Takový, aby byla dodržena pravidla pro podélné umístění.Zodanig dat de voorschriften met betrekking tot de plaats in de lengterichting worden nageleefd.
Na výšku: nejméně 250 mm a nejvýše 1500 mm nad vozovkou (2100 mm, nedovoluje-li tvar karoserie dodržet výšku 1500 mm).In de hoogte: boven het wegdek, niet minder dan 250 mm en niet meer dan 1500 mm (2100 mm als de vorm van de carrosserie het onmogelijk maakt een hoogte van 1500 mm aan te houden).
Vzdálenost mezi nejzadnější boční obrysovou svítilnou a zádí vozidla nesmí překročit 1 m.De afstand tussen het achterste zijmarkeringslicht en de achterkant van het voertuig mag niet meer dan 1 m bedragen.
Pro motorová vozidla o délce nepřesahující 6 m a pro podvozky s kabinou však postačuje, aby měly namontovánu jednu boční obrysovou svítilnu v první třetině a/nebo jednu v poslední třetině délky vozidla.Bij voertuigen van niet meer dan 6 m en bij chassiscabines is één zijmarkeringslicht binnen het eerste derde en/of één binnen het laatste derde van de lengte van het voertuig echter voldoende.
Pro vozidla M1, jejichž délka přesahuje 6 m, ale nepřesahuje 7 m, postačuje, aby měly namontovánu jednu boční obrysovou svítilnu nejdále 3 m od přední části vozidla a jednu v poslední třetině délky vozidla.Bij motorvoertuigen van meer dan 6, maar niet meer dan 7 m, is één zijmarkeringslicht op niet meer dan 3 m van de voorkant en één binnen het laatste derde van de lengte van het voertuig voldoende.
Vodorovný úhel: 45° dopředu a dozadu; na vozidlech, pro něž je montáž bočních obrysových svítilen nepovinná, však tato hodnota může být snížena na 30°.Horizontale hoek: 45° naar voren en naar achteren. Bij voertuigen waarvoor de installatie van zijmarkeringslichten facultatief is, mag deze waarde echter tot 30° worden verminderd.
Je-li vozidlo vybaveno bočními obrysovými svítilnami užitými k doplnění snížené geometrické viditelnosti předních a zadních směrových svítilen podle odstavce 6.5.5.2 a/nebo obrysových svítilen podle odstavce 6.9.5.2 a 6.10.5.2, jsou tyto úhly stanoveny na 45° směrem dopředu a k zádi vozidla a 30° směrem ke středu vozidla (viz obrázek v odstavci 6.5.5.2 výše).Indien het voertuig is uitgerust met zijmarkeringslichten ter aanvulling op de verminderde geometrische zichtbaarheid van voor- en achterrichtingaanwijzers overeenkomstig punt 6.5.5.2. en/of breedtelichten overeenkomstig de punten 6.9.5.2 en 6.10.5.2, zijn de hoeken 45° naar de voor- en achterkant van het voertuig en 30° naar het midden van het voertuig (zie de figuur in punt 6.5.5.2).
Svislý úhel pod vodorovnou rovinu může být zmenšen na 5°, je-li boční obrysová svítilna namontována níže než 750 mm nad vozovkou.De verticale hoek onder het horizontale vlak mag tot 5° worden verminderd als het licht zich minder dan 750 mm boven het wegdek bevindt.
U vozidel kategorie M1 a N1, jejichž délka nepřesahuje 6 m, mohou být oranžové boční obrysové svítilny zapojeny tak, aby svítily přerušovaným světlem, za předpokladu, že je toto přerušování ve fázi a shodné frekvence se směrovými svítilnami na téže straně vozidla.Op voertuigen van de categorieën M1 en N1 van minder dan 6 m mogen ambergele zijmarkeringslichten worden bedraad om te knipperen, mits zij synchroon en met dezelfde frequentie knipperen als de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig.
U všech ostatních kategorií vozidel: žádné zvláštní požadavky.Bij alle andere voertuigcategorieën: geen bijzondere specificaties.
Pokud existuje, musí být jeho funkce zajišťována indikátorem vyžadovaným pro přední a zadní obrysové svítilny.Indien aanwezig moet de functie ervan door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker worden vervuld.
Pokud je nejzadnější boční obrysová svítilna sdružená se zadní obrysovou svítilnou sloučenou se zadní mlhovou svítilnou nebo brzdovou svítilnou, mohou se fotometrické vlastnosti boční obrysové svítilny v době rozsvícení zadní mlhové svítilny nebo brzdové svítilny měnit.Wanneer het achterste zijmarkeringslicht is gecombineerd met het achterlicht dat met het mistachterlicht of het stoplicht is samengebouwd, mogen de fotometrische eigenschappen van het zijmarkeringslicht tijdens het oplichten van het mistachterlicht of het stoplicht worden gewijzigd.
Mají-li zadní boční obrysové svítilny svítit přerušovaným světlem spolu se zadní směrovou svítilnou, musí mít oranžovou barvu.De achterste zijmarkeringslichten moeten ambergeel zijn als zij samen met de achterrichtingaanwijzers knipperen.
Denní svítilna (předpis č. 87) [17]Dagrijlicht (Reglement nr. 87) [17]
Na šířku: vnitřní okraje zdánlivě viditelných ploch ve směru referenčních os musí být od sebe vzdáleny nejméně 600 mm.In de breedte: de afstand tussen de binnenranden van de zichtbare oppervlakken in de richting van de referentieas mag niet minder dan 600 mm bedragen.
Na výšku: nejméně 250 mm a nejvýše 1500 mm nad vozovkou.In de hoogte: boven het wegdek, niet minder dan 250 mm en niet meer dan 1500 mm.
Vodorovná 20° směrem ven a 20° dovnitř.Horizontaal 20° naar buiten en 20° naar binnen.
Svislá 10° směrem nahoru a 10° směrem dolů.Verticaal 10° naar boven en 10° naar beneden.
Denní svítilny musí být automaticky zapnuty, když je zařízení pro spouštění a/nebo zastavení motoru (pohonného systému) v poloze, ve které může motor (pohonný systém) pracovat.De dagrijlichten moeten automatisch worden ingeschakeld wanneer de voorziening die de motor (het aandrijfsysteem) start en/of stopt, in een zodanige stand is geplaatst dat de motor (het aandrijfsysteem) onmogelijk kan functioneren.
Denní svítilny mohou však zůstat vypnuté za následujících podmínek:De dagrijlichten mogen echter uitgeschakeld blijven als de volgende omstandigheden zich voordoen:
ovladač automatické převodovky je v parkovací poloze, nebohet bedieningsorgaan van de automatische transmissie bevindt zich in de parkeerstand, of
parkovací brzda je zatažena, nebode parkeerrem is geactiveerd, of

Want to see more? Purchase TTMEM.com full membership