Source | Target | (Zkouška emisí oxidu uhelnatého při volnoběžných otáčkách) | (koolmonoxide-emissietest bij stationairtoerental) |
Tato příloha popisuje postup zkoušky typu II definované v odstavci 5.3.2 tohoto předpisu. | Deze bijlage beschrijft de procedure voor de in punt 5.3.2 van dit reglement gedefinieerde test van type II. |
PODMÍNKY MĚŘENÍ | MEETVOORWAARDEN |
Palivem musí být referenční palivo, jehož vlastnosti jsou uvedeny v přílohách 10 a 10a tohoto předpisu. | De brandstof moet de referentiebrandstof zijn waarvan de specificaties in de bijlagen 10 en 10a zijn opgenomen. |
Během zkoušky musí být teplota okolí v rozsahu od 293 K do 303 K (od 20 °C do 30 °C). | Tijdens de test moet de omgevingstemperatuur tussen 293 en 303 K (20 en 30 °C) liggen. |
Motor se zahřívá tak dlouho, dokud všechny teploty chladiva a maziva a tlak maziva nedosáhnou ustálených hodnot. | De motor moet warmdraaien totdat de temperatuur van alle koel- en smeermiddelen en de druk van de smeermiddelen zich hebben gestabiliseerd. |
Vozidla poháněná benzinem nebo LPG nebo NG/biometanem se zkoušejí s referenčním palivem (palivy) použitým pro zkoušku typu I. | Voertuigen die op benzine of op lpg of ng/biomethaan rijden, moeten met de voor de test van type I gebruikte referentiebrandstof(fen) worden getest. |
U vozidel s ručně řazenými nebo poloautomatickými převodovkami se zkouška musí provést s řadicí pákou v poloze „neutrál“ a se zapnutou spojkou. | Bij voertuigen met handgeschakelde of halfautomatische versnellingsbak moet de test worden uitgevoerd met de versnellingspook in de neutrale stand en de koppeling ingeschakeld. |
U vozidel s automatickou převodovkou se zkouška provede s voličem rychlostních stupňů v poloze buď „neutrál“ nebo „parkování“. | Bij voertuigen met automatische versnellingsbak moet de test worden uitgevoerd met de keuzehendel in de stand „neutraal” of „parkeren”. |
Seřizovací prvky volnoběžných otáček | Afstelonderdelen voor het stationaire toerental |
Pro účely tohoto předpisu se „seřizovacími prvky volnoběžných otáček“ rozumí prvky, kterými se mění podmínky volnoběhu motoru a které může snadno ovládat mechanik používající pouze nástroje popsané v níže uvedeném odstavci 2.5.1.1. | Voor de toepassing van dit reglement wordt onder „afstelonderdelen voor het stationaire toerental” verstaan: bedieningsorganen om het stationair draaien van de motor te wijzigen, die door een monteur alleen met het in punt 2.5.1.1 beschreven gereedschap gemakkelijk kunnen worden bediend. |
Za seřizovací prvky se nepovažují zejména zařízení pro kalibraci průtoku paliva a vzduchu, jestliže jejich seřízení vyžaduje odstranění nastavovacích zarážek, což je operace, kterou může běžně vykonávat jen profesionální mechanik. | Met name voorzieningen voor het kalibreren van brandstof- en luchtstromen worden niet als afstelonderdelen beschouwd als voor de verstelling ervan de regelblokkeringen moeten worden verwijderd, een handeling die gewoonlijk alleen door een professioneel monteur kan worden verricht. |
Nástroje, které smějí být použity u seřizovacích prvků volnoběžných otáček: šroubováky (obyčejné nebo s křížovou hlavou), klíče (trubkové, otevřené nebo stavitelné), kleště, klíče pro hlavy šroubů s vnitřním šestihranem. | Gereedschap dat mag worden gebruikt om afstelonderdelen voor het stationaire toerental te bedienen: schroevendraaiers (gewone of kruiskop), sleutels (ring-, steek- of verstelbare sleutels), tangen en inbussleutels. |
Stanovení měřicích bodů | Bepaling van de meetpunten |
Nejdříve se měří při seřízení podle podmínek stanovených výrobcem. | Eerst wordt een meting verricht bij de afstelling volgens de door de fabrikant vastgestelde voorwaarden. |
Pro každý seřizovací prvek s plynulou regulací se stanoví dostatečný počet charakteristických poloh. | Voor elk continu regelbaar afstelonderdeel moet een voldoende aantal karakteristieke standen worden bepaald. |
Obsah oxidu uhelnatého ve výfukových plynech se měří pro všechny možné polohy seřizovacích prvků, avšak u prvků s plynulou regulací se využije jen poloh definovaných v odstavci 2.5.2.2 výše. | De meting van het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen moet voor alle mogelijke standen van de afstelonderdelen worden verricht, maar bij continu regelbare afstelonderdelen mogen alleen de in punt 2.5.2.2 bepaalde standen in aanmerking worden genomen. |
Výsledek zkoušky typu II se považuje za vyhovující, je-li splněna alespoň jedna ze dvou následujících podmínek: | De test van type II moet als bevredigend worden beschouwd indien ten minste één van de volgende voorwaarden wordt vervuld: |
žádná z naměřených hodnot podle výše uvedeného odstavce 2.5.2.3 nepřesahuje mezní hodnoty, | geen enkele van de overeenkomstig punt 2.5.2.3 gemeten waarden overschrijdt de grenswaarden; |
maximální obsah při plynulé regulaci jednoho ze seřizovacích prvků nepřekračuje mezní hodnotu, přičemž nastavení ostatních prvků zůstává nezměněné; tato podmínka musí být splněna při různých nastaveních seřizovacích prvků jiných než prvků s plynulým nastavováním. | het maximumgehalte dat wordt verkregen door een van de afstelonderdelen continu te verstellen terwijl de overige afstelonderdelen in een vaste stand blijven, overschrijdt de grenswaarde niet; aan deze voorwaarde moet worden voldaan bij de verschillende standen van andere afstelonderdelen dan het onderdeel dat continu werd versteld. |
Možné polohy seřizovacích prvků jsou omezeny: | De mogelijke standen van de afstelonderdelen moeten worden begrensd: |
jednak větší z těchto dvou hodnot: nejnižší volnoběžné otáčky, jichž motor může dosáhnout; otáčky doporučené výrobcem snížené o 100 otáček za minutu; | enerzijds door de grootste van beide volgende waarden: het laagste toerental waarbij de motor stationair kan draaien; het door de fabrikant aanbevolen toerental min 100 omwentelingen per minuut; |
jednak nejmenší z těchto tří hodnot: | anderzijds door de kleinste van de drie volgende waarden: |
nejvyšší otáčky, které může motor dosáhnout působením na prvek k regulaci volnoběhu; | het hoogste toerental dat de motor kan bereiken door het bedienen van de afstelorganen voor het stationaire toerental; |
otáčky doporučené výrobcem zvýšené o 250 otáček za minutu; | het door de fabrikant aanbevolen toerental min 250 toeren per minuut; |
otáčky při zapínání automatických spojek. | het aangrijptoerental bij automatische koppelingen. |
Kromě toho se jako seřízení pro měření nesmějí použít taková seřízení, která neumožňují správný běh motoru. | Voorts mogen standen die onverenigbaar zijn met het correct lopen van de motor, niet als meetstanden worden gekozen. |
Zejména je-li motor vybaven více karburátory, musí být všechny karburátory seřízeny stejně. | Met name wanneer de motor van meerdere carburateurs is voorzien, moeten alle carburateurs op dezelfde wijze zijn afgesteld. |
ODBĚR VZORKU PLYNŮ | BEMONSTERING VAN GASSEN |
Sonda pro odběr vzorků se umístí do trubky spojující výfuk s vakem do hloubky nejméně 300 mm, co nejblíže k výfuku. | De bemonsteringssonde moet ten minste 300 mm diep worden aangebracht in de buis die de uitlaat van het voertuig met de bemonsteringszak verbindt, en zo dicht mogelijk bij de uitlaat. |
Koncentrace CO (CCO) a CO2 (CCO2) se stanoví použitím příslušných kalibračních křivek z údajů nebo záznamů měřicího přístroje. | De CO (CCO)- en de CO2 (CCO2)-concentraties moeten worden bepaald aan de hand van de door het meetapparaat aangegeven of geregistreerde waarden, waarbij gebruik wordt gemaakt van adequate kalibratiecurven. |
Korigovaná koncentrace CO u čtyřdobých motorů je: | De gecorrigeerde koolmonoxideconcentratie bij een viertaktmotor bedraagt: |
(% objemových) | (vol. %) |
Koncentraci CCO (viz odstavec 3.2) změřenou podle vzorce v odstavci 3.3 není nutno přepočítat, pokud je celková hodnota změřených koncentrací (CCO + CCO2) u čtyřdobých motorů nejméně: | De CCO-concentratie (zie punt 3.2) die is bepaald volgens de formule van punt 3.3, hoeft niet te worden gecorrigeerd als de totale waarde van de gemeten concentraties (CCO + CCO2) bij viertaktmotoren ten minste het volgende bedraagt: |
pro benzin: 15 %, | voor benzine 15 % |
pro LPG 13,5 %, | voor lpg 13,5 % |
pro NG/biometan 11,5 %. | voor ng/biomethaan 11,5 % |
ZKOUŠKA TYPU III | TEST VAN TYPE III |
(Ověření emisí plynů z klikové skříně) | (verificatie van de emissies van cartergassen) |
Tato příloha popisuje postup zkoušky typu III definované v odstavci 5.3.3 tohoto předpisu. | Deze bijlage beschrijft de procedure voor de in punt 5.3.3 van dit reglement gedefinieerde test van type III. |
VŠEOBECNÁ USTANOVENÍ | ALGEMENE BEPALINGEN |
Zkouška typu III se provede na vozidle se zážehovým motorem, na němž byla provedena zkouška typu I, nebo popřípadě typu II. | De test van type III moet worden uitgevoerd op een voertuig met elektrische-ontstekingsmotor, dat naargelang het geval aan de test van type I en type II is onderworpen. |
Mezi zkoušenými motory musí být i utěsněné motory, s výjimkou motorů konstruovaných tak, že i nepatrná netěsnost může způsobit nepřijatelné provozní závady (např. motory typu „flat-twin“). | De geteste motoren moeten ook andere lekdichte motoren omvatten dan die welke zo zijn ontworpen dat zelfs een klein lek onaanvaardbare bedrijfsstoringen kan veroorzaken (bv. tweecilinderboxermotoren). |
Volnoběh se seřídí podle doporučení výrobce. | Het stationaire toerental moet worden afgesteld volgens de aanbevelingen van de fabrikant. |
Měření se provedou za následujících tří provozních podmínek motoru: | De meting moet worden verricht bij de volgende drie bedrijfstoestanden van de motor: |
Číslo podmínky | Toestand nr. |
Rychlost vozidla (km/h) | Snelheid van het voertuig (km/h) |
50 ± 2 (třetí rychlostní stupeň nebo „drive“) | 50 ± 2 (in 3e versnelling of „drive”) |
Výkon pohlcený brzdou | Door de rem opgenomen vermogen |
žádný | Geen |
výkon odpovídající seřízení pro zkoušku typu I při 50 km/h | Het vermogen dat overeenkomt met de afstelling voor de test van type I bij 50 km/h |
týž jako pro podmínku č. 2, násobený faktorem 1,7 | Het vermogen dat overeenkomt met toestand nr. 2, vermenigvuldigd met een factor 1,7 |
ZKUŠEBNÍ METODA | TESTMETHODE |
Při provozních podmínkách uvedených v odstavci 3.2 výše se musí ověřit spolehlivá funkce systému větrání klikové skříně. | Voor de bedrijfstoestanden die zijn genoemd in punt 3.2, moet worden nagegaan of het carterventilatiesysteem doeltreffend werkt. |
METODA PRO OVĚŘENÍ SYSTÉMU VĚTRÁNÍ KLIKOVÉ SKŘÍNĚ | METHODE VOOR DE VERIFICATIE VAN HET CARTERVENTILATIESYSTEEM |
Otvory motoru musí být ponechány v nezměněném stavu. | De openingen van de motor moeten worden gelaten in de toestand waarin zij zich bevinden. |
Vozidlo se považuje za vyhovující, pokud za každé podmínky měření definované v odstavci 3.2 výše tlak naměřený v klikové skříni není větší než atmosférický tlak v době měření. | Het voertuig moeten worden geacht aan de voorschriften te voldoen indien de in het carter gemeten druk bij geen enkele van de in punt 3.2 gedefinieerde bedrijfstoestanden de luchtdruk op het ogenblik van de meting overschrijdt. |
Při zkoušce výše popsanou metodou se tlak ve sběrném potrubí sání měří s přesností ± 1 kPa. | Bij de test die volgens de hierboven beschreven methode wordt uitgevoerd, moet de druk in het inlaatspruitstuk tot op ± 1 kPa nauwkeurig worden gemeten. |
Rychlost vozidla, kterou udává dynamometr, se měří s přesností ± 2 km/h. | De op de rollenbank aangeven snelheid van het voertuig moet tot op ± 2 km/h nauwkeurig worden gemeten. |
Tlak v klikové skříni se měří s přesností ± 0,01 kPa. | De in het carter gemeten druk moet tot op ± 0,01 kPa nauwkeurig worden bepaald. |