Czech to Dutch European Commission terminology (DGT)

Search term or phrase in this TERMinator '. "." . '

Purchase TTMEM.com full membership to search this dictionary
 
 
Share this dictionary/glossary:
 

 
database_of_translation_agencies
 

SourceTarget
Toto nastavení může být založeno na stanovení křivky jízdního odporu při teplotě 266 K (– 7 °C).Die afstelling mag worden gebaseerd op een bepaling van het rijweerstandsprofiel op de weg bij 266 K (– 7 °C).
Alternativně může být jízdní odpor stanovený podle dodatku 7 přílohy 4a nastaven tak, aby se zmenšila doba doběhu o 10 %.Als alternatief kan de volgens aanhangsel 7 van bijlage 4a bepaalde rijweerstand worden aangepast (vermindering van de uitlooptijd met 10 %).
Technická zkušebna může schválit použití dalších způsobů určení křivky jízdních odporů.De technische dienst mag toestaan dat andere methoden worden toegepast om de rijweerstand te meten.
Dynamometr se kalibruje podle ustanovení dodatku 1 k příloze 4a.Voor de kalibratie van de rollenbank gelden de bepalingen van aanhangsel 1 van bijlage 4a.
Systém odběru vzorkůBemonsteringssysteem
Použijí se ustanovení dodatků 2 a 3 k příloze 4a.De bepalingen van de aanhangsels 2 en 3 van bijlage 4a zijn van toepassing.
Analytické zařízeníAnalyseapparatuur
Použijí se ustanovení dodatku 3 k příloze 4a, ale pouze pro určení oxidu uhelnatého, oxidu uhličitého a celkových uhlovodíků.De bepalingen van aanhangsel 3 van bijlage 4a zijn van toepassing, maar alleen bij tests op koolmonoxide, kooldioxide en totale koolwaterstoffen.
Pro kalibraci analytického zařízení se použijí ustanovení přílohy 4a.Voor de kalibratie van de analyseapparatuur gelden de bepalingen van bijlage 4a.
Kde je to vhodné, použijí se ustanovení odstavce 3 dodatku 3 k příloze 4a.De bepalingen van punt 3 van aanhangsel 3 van bijlage 4a zijn van toepassing waar zij relevant zijn.
Pro zařízení určené k měření objemu, teploty, tlaku a vlhkosti se použijí ustanovení odstavce 4.6 přílohy 4a.Voor apparatuur diewordt gebruikt om volume, temperatuur, druk en vochtigheid te meten, gelden de bepalingen van punt 4.6 van bijlage 4a.
POSLOUPNOST ZKOUŠKY A PALIVOTESTSEQUENTIE EN -BRANDSTOF
Na obrázku 8/1 je pořadí jednotlivých zkoušek, které vozidlo absolvuje při zkoušce typu VI.De testsequentie in figuur 8/1 toont de verschillende stappen naarmate het testvoertuig de procedures voor de test van type VI ondergaat.
Teplota okolí, které je vozidlo vystaveno během zkoušky, musí být průměrně: 266 K (– 7 °C) ±3 K a nesmí být nižší než 260 K (– 13 °C) nebo vyšší než 272 K (– 1 °C).De omgevingstemperatuur waarbij het voertuig wordt getest, moet gemiddeld 266 K (– 7 °C) ± 3 K bedragen en mag niet lager zijn dan 260 K (– 13 °C) of niet hoger dan 272 K (– 1 °C).
Teplota nesmí klesnout pod 263 K (– 10 °C) ani vystoupit nad 269 K (– 4 °C) po dobu delší než tři minuty.De temperatuur mag niet meer dan drie minuten na elkaar lager zijn dan 263 K (– 10 °C) of hoger dan 269 K (– 4 °C).
Teplota ve zkušebně během zkoušky se měří na výstupu chladicího ventilátoru (odstavec 5.2.1 této přílohy).De tijdens de test geregelde temperatuur in de meetkamer moet bij de uitstroomopening van de koelventilator (punt 5.2.1) worden gemeten.
Teplota okolí, uvedená ve zprávě, je aritmetickým průměrem teplot ve zkušebně naměřených v konstantních časových intervalech kratších než jedna minuta.De gerapporteerde omgevingstemperatuur moet een rekenkundig gemiddelde zijn van de temperaturen die in de meetkamer met constante intervallen van niet meer dan één minuut zijn gemeten.
Část 1 městského cyklu podle obrázku 1 přílohy 4a se skládá ze čtyř základních městských cyklů, které dohromady tvoří úplnou část 1 cyklu.De rijcyclus van deel 1 in de stad overeenkomstig figuur 1 in bijlage 4a bestaat uit vier elementaire stadscycli die samen een complete cyclus van deel 1 vormen.
Start motoru, počátek odběru vzorku a první cyklus se musí provést podle tabulky 1 a obrázku 1 v příloze 4a.Het starten van de motor, het begin van de bemonstering en het doorlopen van de eerste cyclus moeten volgens tabel 1 en figuur 1 in bijlage 4a plaatsvinden.
Příprava zkouškyVoorbereiding voor de test
Pro zkoušené vozidlo platí ustanovení odstavce 3.2 přílohy 4a.Voor het testvoertuig gelden de bepalingen van punt 3.2 van bijlage 4a.
Ekvivalentní setrvačná hmotnost dynamometru se nastaví podle odstavce 6.2.1 přílohy 4a.Voor de instelling van de equivalente-traagheidsmassa op de rollenbank gelden de bepalingen van punt 6.2.1 van bijlage 4a.
Postup zkoušky při nízké teplotě okolíProcedure voor de test bij lage omgevingstemperatuur
Je-li třeba, nádrž se vyčerpá a znovu naplní.Zo nodig brandstof aftap- pen en tank opnieuw vullen
stabilizace oddíl 4Voorconditionering punt 4 Twee mogelijk- heden
dvě možnostiImpregnering bij lage omgevingstemperatuur punt 4.3.2
odstavení při nízké teplotě, min. 1 hImpregnering bij lage temperatuur min 1 h
zkouška emisí z výfuku za nízkých teplot 266 K ± 3 K, oddíl 5.3.Uitlaatemissietest bij lage temperatuur 266 K ± 3 K punt 5.3
KONECSTOP
Zkušební palivo musí mít technické parametry podle odstavce 2 přílohy 10.De testbrandstof moet beantwoorden aan de specificaties in punt2 van bijlage 10.
STABILIZACE VOZIDLAVOORCONDITIONERING VAN HET VOERTUIG
Aby se zajistila reprodukovatelnost zkoušky emisí, musí být vozidlo stabilizováno jednotným způsobem.Om te garanderen dat de emissietests reproduceerbaar zijn, moeten de testvoertuigen op uniforme wijze worden geconditioneerd.
Stabilizace spočívá v přípravné jízdě na vozidlovém dynamometru a následně periodou odstavení před zkouškou emisí podle odstavce 4.3.De conditionering bestaat uit een voorbereidende rit op een rollenbank, gevolgd door een impregneringsperiode vóór de emissietest overeenkomstig punt 4.3.
Palivová nádrž (nádrže) se naplní stanoveným zkušebním palivem.De brandstoftank(s) moet(en) met de gespecificeerde testbrandstof worden gevuld.
Pokud je v palivové nádrži palivo, které neodpovídá požadavkům výše uvedeného odstavce 3.4.1, musí se před naplněním zkušebního paliva odčerpat.Indien de in de brandstoftank(s) aanwezige brandstof niet voldoet aan de specificaties van punt 3.4.1, moet deze worden afgetapt voordat de tank opnieuw wordt gevuld.
Zkušební palivo musí mít teplotu nižší než 289 K (+ 16 °C) nebo rovnou této hodnotě.De testbrandstof moet een temperatuur hebben 289 K (+ 16 °C) of minder.
Systém k omezení emisí způsobených vypařováním nesmí být pro výše uvedené činnosti nadměrně proplachován, ani zatěžován.Voor bovenstaande handelingen mag het verdampingsemissiebeheersingssysteem niet abnormaal ontladen of beladen zijn.
Vozidlo se přistaví do zkušební místnosti, kde se umístí na vozidlový dynamometr.Het voertuig wordt in de meetkamer gebracht en op de rollenbank geplaatst.
Stabilizace sestává z jednoho úplného jízdního cyklu, částí 1 a 2, podle tabulek 1 a 2 a obrázku 1 v příloze 4a.De voorconditionering bestaat uit één complete rijcyclus (delen 1 en 2) overeenkomstig de tabellen 1 en 2 en figuur 1 van bijlage 4a.
Na žádost výrobce může být u vozidel se zážehovým motorem provedena stabilizace jedním jízdním cyklem části 1 a dvěma jízdními cykly části 2.Op verzoek van de fabrikant mogen voertuigen met elektrische-ontstekingsmotor worden voorgeconditioneerd met één rijcyclus van deel 1 en twee rijcycli van deel 2.
Během stabilizace musí být teplota ve zkušební místnosti relativně konstantní a ne vyšší než 303 K (30 °C).Tijdens de voorconditionering moet de temperatuur in de meetkamer relatief constant blijven en niet meer bedragen dan 303 K (30 °C).
Tlak v pneumatikách hnacích kol musí odpovídat ustanovením odstavce 6.2.3 přílohy 4a.De bandenspanning van de aangedreven wielen moet volgens de voorschriften van punt 6.2.3 van bijlage 4a worden ingesteld.
Do deseti minut po dokončení stabilizace musí být motor vypnut.Binnen tien minuten na voltooiing van de voorconditionering moet de motor worden uitgezet.
Na přání výrobce a po schválení typu technickou zkušebnou může být ve výjimečných případech povolena doplňková stabilizace.Op verzoek van de fabrikant en met de goedkeuring van de technische dienst mag in uitzonderlijke gevallen een aanvullende voorconditionering worden toegestaan.
Technická zkušebna se může také rozhodnout provést doplňkovou stabilizaci.De technische dienst mag ook besluiten een aanvullende voorconditionering uit te voeren.
Doplňková stabilizace spočívá v absolvování jedné nebo více jízd cyklu části 1 podle tabulky 1 a obrázku 1 v příloze 4a.De aanvullende voorconditionering bestaat uit een of meer rijschema’s van de cyclus van deel 1 zoals beschreven in tabel 1 en figuur 1van bijlage 4a.
Rozsah takové doplňkové stabilizace musí být zaznamenán ve zkušebním protokolu.De omvang van een dergelijke aanvullende voorconditionering moet in het testrapport worden genoteerd.
Metody odstaveníImpregneringsmethoden
Ke stabilizaci vozidla před zkouškou emisí se vybere jedna ze dvou následujících metod podle volby výrobce.Om het voertuig vóór de emissietest te stabiliseren, moet naar keuze van de fabrikant een van de volgende twee methoden worden toegepast.
Standardní metodaStandaardmethode
Před zkouškou emisí z výfuku za nízkých teplot okolí se vozidlo odstaví nejméně na 12 hodin, nejvíce však na 36 hodin.Het voertuig wordt vóór de emissietest bij lage omgevingstemperatuur minimaal 12 en maximaal 36 uur gestald.
Teplota okolí (suchý teploměr) musí být v průběhu této doby udržována na průměrné hodnotě:De omgevingstemperatuur (drogeluchttemperatuur) moet elk uur van die periode op gemiddeld
266 K (– 7 °C) ± 3 K v průběhu každé hodiny této doby a nesmí klesnout pod hodnotu 260 K (– 13 °C) ani vystoupit nad hodnotu 272 K (– 1 °C).266 K (– 7 °C) ± 3 K worden gehouden en mag niet lager zijn dan 260 K (– 13 °C) en niet hoger dan 272 K (– 1 °C).
Dále teplota nesmí po dobu více než tří minut klesnout pod hodnotu 263 K (– 10 °C) ani vystoupit nad hodnotu 269 K (– 4 °C).Bovendien mag de temperatuur niet meer dan drie minuten na elkaar lager zijn dan 263 K (– 10 °C) of hoger dan 269 K (– 4 °C).
Metoda s nuceným chlazenímGeforceerde methode
Před zkouškou emisí z výfuku za nízkých teplot okolí se vozidlo odstaví na dobu nejvýše 36 hodin.Het voertuig mag vóór de emissietest bij lage omgevingstemperatuur niet meer dan 36 uur worden gestald.
Teplota okolí v místě odstavení vozidla nesmí být po tuto dobu vyšší než 303 K (30 °C).Het voertuig mag in die periode niet aan omgevingstemperaturen van meer dan 303 K (30 °C) worden blootgesteld.
Vozidlo může být nuceným chlazením ochlazeno na teplotu potřebnou ke zkoušce.Het voertuig kan door geforceerde afkoeling op de testtemperatuur worden gebracht.
Pokud je chlazení podporováno ventilátory, musí být tyto ventilátory umístěny svisle tak, aby bylo dosaženo maximálního ochlazení hnacích částí vozidla a motoru dříve než olejové vany.Indien de afkoeling met ventilatoren wordt versterkt, moeten deze verticaal worden opgesteld zodat een maximale koeling van de aandrijving en de motor, en niet in eerste instantie van het oliecarter, wordt bereikt.
Ventilátory nesmějí být umístěny pod vozidlem.Er mogen geen ventilatoren onder het voertuig worden geplaatst.

Want to see more? Purchase TTMEM.com full membership